Langs alle wegen
Gaan we op ons rad.
De dwaze drentelt,
De wijze wentelt,
Wentelt zijn rad.
Vlug opgestegen
Beweegt zijn voet
Den enen trapper,
Dan d’andren rapper
Zijn andre voet
Langs lange lijnen
-De hand aan ’t stuur-
En brede bogen
Komt hij gevlogen
Op wiel en stuur.
Velden verdwijnen,
Bos, dorp en stad,
En belleklinkend,
De naven blinkend,
Tart hij de stad.
In volle teugen
Drinkt hij de lucht.
Poriën en ogen
Straalden en zogen
’t Licht en de lucht.
Zorg en geheugen
Zwond in zijn spoed,-
Snel zonder vleugels,
Vast zonder teugels,
Draagt hem zijn spoed