De groote zon, de zomer is
ten oosten uitgeklommen,
bezoekende zijn koninkrijk…
de koning is gekommen!
De volkeren, de grooten en
de kleenen, alle lieden
hem koninklijk begroeten gaan
en blijden inkom bieden.
De mannen zijn veel sterker nu
ten arbeide, en de vrouwen,
ze slaan wel nog zoo dapper, met
de la, de weefgetouwen.
De jongens en de maagden, als
of ze nog kleene waren,
gaan loopen in de lanen, in
de locht, en spelevaren.
Het kindtje, dat geen tonge en heeft,
nu zingen kan; en ‘t aaien
van moeders hand- en mondgebaar
vriendtoevig tegenkraaien.
De vogels zingen, de aarde zingt,
de kruiden en de blommen…
de zomer is, de groote zon,
de koning is gekommen!
—
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.