We reden voor het licht werd langs bevroren velden;
de rode vleugel rees reeds, maar het was nog nacht.
Opeens schoot vlak voor ons een haas voorbij,
een van ons wees met zijn hand.
Dat was lang geleden. Nu leven ze niet meer,
de haas, noch hij die naar hem wees.
O mijn liefde, waar zijn ze, waarheen gaan ze,
de flits van de hand, de lijn van de ren, het doffe geroffel –
niet uit verdriet vraag ik dit, maar uit verwondering.
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.