De jongen – Martinus Nijhoff

Hij zat in nachtgoed voor het raam en liet
Willoos het hoofd hangen op het kozijn –
Hij zag den landweg langs de heuvels zijn
Kronkel wegtrekken naar het blauw verschiet.

Hij dacht weer aan den ouden vreemdeling
Die ‘s middags in het herbergtuintje sliep –
Zij stoeiden om hem heen, en iemand riep
Hem wakker, en hij zat dwaas in hun kring.

Zijn verre blik zwierf langs hun oogen weg,
Hij zei: – (zijn baard was om den glimlach grijs)
‘Jongens, het leven is een vreemde reis,
Maar wellicht leert een mensch wat onderweg.’

Toen was het of een deur hem open woei
En hij de verten van een landschap zag,
Hij zag zichzelf daar wand’len in een dag
Zwellend van zomer en van groenen groei.

De weg buigt om en men keert nooit terug –
Hij kon zijn hart als voor ‘t eerst hooren slaan,
Hij heeft zijn schoenen zacht weer aangedaan
En sloop door ‘t tuinhek naar de kleine brug.

 

Share

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.