De gierigheid – Hugues C. Pernath

Ook aan deze nacht geen herinnering, geen verwijt
Geen gebaar dat gebiedt, geen wrevel.
Gelouterd door het waaiende gras, en druppels
Verdromen mijn gillen en mijn waken
Geen overgang die nog verwondert,
Geen oponthoud duurt lang genoeg.

En na nergens, na het vervagen verloren
Vervang ik, kwalen door pijn
En verval met rochel en sluimer
In een schaduwparadijs getand op de tijd.

En alle gewassen ruil ik voor jouw glimlach
Ik geloof en ik ontken, als vreemdeling regerend
In dit rijk der rafelende regens.
Een poging die het daglicht vertraagt,
Waarin de onmacht van de eenzame, dreigend
De onmacht weerkaatst en gadegeslagen wordt.

Zwervend, bezweet weer vluchtend.
Ik vorm vele vloeken, bewaar mijn beven,
Geen huis waarin geen dode was
Die heerst en altijd heersen zal.

Zo beduidt de dag de dagen, in mij het zoeken
Dat de sporen schuwt, de vraag die nooit gesteld wordt
En geen antwoord dat men duldt.
Ik draag vruchten en word vel, giftig
En verlangend, het krimpen tegemoet.
Verslaafd ben ik, een naam die mij bekruipt.

Over Hugues C. Pernath

Share

Ontdek meer van JKleest

Abonneer je om de nieuwste berichten in je inbox te ontvangen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.