De gramschap – Hugues C. Pernath

Ik weersta, want ik wil weigeren en woedend zijn.
Zo verdeel ik mijn dromen:
In feesten, in herinnering, in dwaasheid.
En ik, in een wereld die vernedert en vernielt
En ik en hemel en aarde, bezwangerd
Door de koorts van wat mijn koorts herhaalt.

Wacht. Zelfs het bloed is in ons gevorderd,
En het ochtendworden brengt de oostenwind,
De sprinkhaan terug.
Ver van de mens verneem ik van vroeger.

Ik word een dubbelganger, de naam van alles
Beschermd door een hand
Die doet huiveren en tot leven wekt.

Schaduwen zijn geweken,
De wanhoop huist boven de zon.
Ik sluit mijn ogen en kruis armen en benen.

Regenboog. Regenboog.
Na het derde geslacht het vierde, enzovoort.
En bij het breken van het graan
Bleek na de raaf, ook alle hoop verloren.

De dagen worden gezuiverd, wat aanstoot gaf
Werd verwijderd en onteerd. Sluimering en binding.
Dwaling. En het zal regenen en rond de puinen
Van deze dag, zullen andere puinen woekeren
En, herboren uit het leed
Zal alleen de waarheid onze kroon verdienen.

Over Hugues C. Pernath

Share

Ontdek meer van JKleest

Abonneer je om de nieuwste berichten in je inbox te ontvangen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.