De hovaardigheid – Hugues C. Pernath

En aan de waarheid, en aan dit leven
Dit geloven in wat liegt en lafheid deelt.
Uit de dwingende dagen van de weemoed
Ben ik teruggekeerd, rouwend en drachtig
En droef en dwaas als een kind, tijdloos geklonterd
Aan de steriele strengen van het wederwoord.

De droom die men vergeet, deze stad, dit land
Niets heb ik uit het gebed vernomen. Ik beoog de onrust niet
Noch het stampend vluchten voor de terging
Want aan het vragen kwam al lang een einde.

In jou en mij schuilt slechts één willen,
En één kunnen en één luwen. Eén heerschappij
Waarin wij beiden leven en nimmer zullen sterven.
En waar ik alleen, alleen maar hoor
En zie en spreek alsof ik de wortelloze woeker was
Van een vreemdsoortig gewas dat nergens gedijt.

Zo blijf ik de doorreizende, naakt en verdeeld
Binnen het bereik van de gruwel.
Mijn stilte zal niet breken, aan het liplezen
Aan wat voorbij is, ben ik ontwend.

Ik verwacht de regen, maar met mijn eerbied
Voor een taal die ik nooit zal spreken
Verbeur ik de speer en de spons, en erken ik
Onzeker maar gelovend, een benaming in alle geslachten.
En als een vreemdeling in dit nieuwe Huis
Verzaak ik aan de morbiede stuiptrekking van het kruis.

Over Hugues C. Pernath

Share

Ontdek meer van JKleest

Abonneer je om de nieuwste berichten in je inbox te ontvangen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.