De kloosterling – Martinus Nijhoff

Als ik de groene luiken openzet,
Zie ik de bloemen om het raam heen trillen
Druipend van tintelende dauw, en kil en
Overzoet waait een geur door mijn gebed.

O wonden, o bloei Gods! Mij is in ‘t bloed
Eén uwer ranken dringend en uitlopend,
Die, als uw lente eenmaal mijn zijden opent,
In duizend bloemen mij uitbreken doet –

Een vreemdling stond in de tuin en groette.
Hij nam mijn hand en voerde me als een knaap
Over het grasveld naar ‘t begroeid priëel,

Hij sprak: “Wij zijn een overbloeid geheel,
Ik zie mijn hyacinten om uw slaap
En rozen in uw handen en uw voeten.”

Share

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.