Laten we de lucht over de knie leggen,
de wereld omkeren en uitschudden,
de woorden toeschreeuwen,
het heft …
De weg naar de voet van de berg
is onbegaanbaar,
laten we de rivier proberen.
Laten we de stomme huizen aan het schrikken maken,
de stomme stoelen bedreigen,
de kamerjas verbranden!
‘Kom, dingen die blijven en lachen,
merk me op!
We verdrinken het botte mes
en vergeten het bij de wijngaard,
ik zing, jullie begeleiden me,
we gaan samen stroomopwaarts en denken niet
aan afscheid.’