Fraaie kennismaking met de mens Spinoza en diens werk
Het is al bijna vier eeuwen geleden dat twee grootheden uit de Nederlandse geschiedenis een maand na elkaar werden geboren. De overeenkomsten tussen Johannes Vermeer en Baruch Spinoza zijn legio. Beiden zijn op jonge leeftijd gestorven, lieten vooral schulden na en erkenning kwam pas veel later. Frédéric Lenoir is door beiden gefascineerd, mede door een gemeenschappelijk element in hun werk: het licht. Bij de schilder was dat de rustgevende harmonie van het licht, bij de denker het rustgevende effect van de inhoud van zijn werk.
De schilder blijft in Spinoza en de weg naar het geluk verder buiten beeld, het gaat over de filosoof.
Waar zijn wij nou toch eigenlijk helemaal mee bezig! Iedereen zal zichzelf die vraag wel ten minste één keer hebben gesteld. Meestal doe je wat je gewend bent te doen of doe je wat anderen van je verlangen. De dagelijkse routine, je doet nou eenmaal wat je doet, je weet niet beter. Tot er zich een situatie voordoet waarin je jezelf afvraagt waarom dat zo vanzelfsprekend is. Waarom zijn wij op deze aarde? Wat voor nut of zin heeft het leven? Waarom lees je boeken, kijk je films? Fundamentele vragen waarop Albert Camus een antwoord probeert te geven in De mythe van Sisyphus.
Niet in alle opzichten geslaagd “We leven in een wereld vol afleiding. Maar wat betekent het eigenlijk als onze aandacht wordt afgeleid?”. Dat is de vraag die Damon Young probeert te beantwoorden in Afgeleid. Wat is waardevol, wat kun je doen om dat te bereiken? Het gaat hem om vrijheid, niet in juridische zin, wel in mentale zin. Hoe dat te bereiken?
Afgeleid
Damon Young
Filosofie
Ten Have
2014
Hardcover
240
Jelle Noorman
In Afgeleid behandelt de Australische publieksfilosoof Damon Young een voor iedereen zeer herkenbaar “probleem”. Voortdurend worden we afgeleid – iedereen kent dat gevoel. Niet alleen door e-mails en social media, maar ook door mooiere banen, mannen of vrouwen dan de onze. In Afgeleid betoogt Damon Young dat dit meer is dan een kwestie van te veel prikkels. Het is een kwestie van waarden.
Hoe we ons beter kunnen focussen op wat er echt toe doet, laat Young zien aan de hand van grote geesten als Henri Matisse, Karl Marx en Seneca. In prachtig proza schetst hij zo een perspectief op een vrijer leven.
Boeiende filosofische beschouwing over ouder worden Waarom zou je eeuwig jong willen blijven? Zou het niet beter zijn om je erbij neer te leggen dat je ouder wordt? Kun je niet beter genieten van een rustig eind van je bewuste leven zolang je nog niet in het voorportaal van de dood bent aangekomen, je overgeven aan allerlei geneugten zonder het gevoel te hebben dat je nog van alles moet? Daniel Klein gaat in De wijsheid van een tandeloze glimlach op zoek naar antwoorden op die vragen.
De wijsheid van een tandeloze glimlach
Daniel Klein
Non-fictie
Singel Uitgeverijen
10 mei 2016
Paperback
160
Dit is een vrolijk boek over ouder worden door de schrijver van Steeds als ik de zin van het leven te pakken heb, komen ze met iets nieuws.
Daniel Klein, filosoof en zeventigplusser, gaat naar de tandarts. Daar hoort hij dat zijn tanden moeten worden getrokken en vervangen door implantaten. Die neptanden zullen hem veroordelen tot een dieet, vele bezoekjes aan de tandarts en flinke pijn. Dat Kleins leeftijdgenoten er alles aan doen om jong te blijven (skydiving, Franse les, nepborsten) lijkt ineens een rare manier om je laatste jaren door te brengen. Wat is eigenlijk verkieslijker, het najagen van de eeuwige jeugd, of een echte oude dag beleven, met de tandeloze glimlach die daarbij hoort?
Klein zoekt het antwoord in Griekenland, waar de mensen lijken te weten hoe je een lang en gelukkig leven leidt. Hij praat er met andere zeventig- en tachtigjarigen, denkt na over zijn eigen leven en leest Epicurus.
Het levert een eerlijke beschouwing op over ouder worden, waarbij een Epicurische manier van leven wordt gepropageerd: je wordt gelukkiger als je met je vrienden een bord zelf geteelde linzen eet dan wanneer je zwelgt in valse jeugd, luxe en rijkdom.
Mustread voor economen en politici In de huidige tijd zijn economie en filosofie twee vakgebieden die op het eerste gezicht geheel los staan van elkaar. Dat is heel lang anders geweest. Net als andere wetenschappen heeft economie zijn wortels in de filosofie. Een van de eerste verhandelingen over economie is terug te vinden in de Ethica, een boek van de Griekse wijsgeer Aristoteles. Deze filosofische verhandeling had vooral oog voor morele aspecten van economische transacties en wordt daardoor ook gezien als een specifieke tak van filosofie, de moraalfilosofie.
In hun essay Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers, geschreven in het kader van de Maand van de Filosofie, laten de auteurs, Rutger Bregman en Jesse Frederik, zien dat economie pas relatief kort geleden is afgedreven van zijn moraalfilosofische basis. Over de echte inhoud van het begrip verdienen, dat een dubbele betekenis heeft, wordt sindsdien nauwelijks meer nagedacht. Is elk individueel inkomen en elk individueel bezit ook echt verdiend en in hoeverre is het rechtmatig dat dat wordt afgezonderd van het gemeenschappelijk bezit? Zijn de grote verschillen te rechtvaardigen als dit wordt afgezet tegen de maatschappelijke waarde van verschillende bedrijven en beroepen? Dat is de vraag die de aanleiding vormt voor dit boek.
Ter illustratie: toen vuilnismannen in New York wegens een loongeschil het werk neerlegden vervuilde de stad in razend tempo. Na zes dagen was het geschil beslecht in het voordeel van de vuilnismannen. Toen in Ierland bankiers in staking gingen leidde dat niet tot problemen. Het geldverkeer kwam niet tot stilstand, in minder dan geen tijd waren er alternatieve geldcircuits opgetuigd. Welk beroep is dan maatschappelijk belangrijker en wie verdient meer?
Een ander voorbeeld is Apple: alle toeters en bellen van de Iphone, zoals GPS en internet, zijn ontwikkeld door mensen in loondienst van de Amerikaanse overheid. In hoeverre is het terecht dat een commercieel bedrijf daarvan de vruchten plukt en niet de gemeenschap, zeker als je weet dat dat bedrijf als dank de Amerikaanse belastingen ontwijkt, onder andere via Nederland. Dit is een kwestie waarover in de moraalfilosofie zeker zou worden nagedacht, doch die bij de toonaangevende economen, en in hun kielzog de (neo)liberale politici, nauwelijks meer aan de orde is.
De auteurs laten overtuigend zien dat dit heel lang anders is geweest. Om het tot Nederland te beperken, hoewel ons land daarin zeker niet exclusief is: de VVD is opgericht als een partij die zich verzette tegen verrijking door enkelen over de ruggen van velen. In een relatief kort tijdsbestek heeft deze partij een ideologische draai gemaakt van 180 graden. Economisch gewin en bescherming van het bezit bepaalt nu de koers, de morele vraag wordt niet meer gesteld.
Gevolg daarvan is dat financiële ongelijkheid steeds groter wordt. Hoewel de auteurs laten zien dat dat in historisch perspectief nog wel meevalt, gaan er steeds meer stemmen op die wijzen op de gevaren van te grote ongelijkheid. Het succes van Piketty’s boek Kapitaal in de eenentwintigste eeuw is illustratief daarvoor. Doch er is meer: steeds meer economen en steeds meer economiestudenten pleiten voor de terugkeer van de morele vraag in het economisch denken en zouden het liefst bereiken dat de symbiose van economie en filosofie weer in ere wordt hersteld.
De auteurs hebben een zeer goed leesbaar boek geschreven over de verbanden tussen economie en filosofie en tussen heden en verleden, een boek dat uitstekend is gedocumenteerd en dat is geïllustreerd met aansprekende voorbeelden. Zij belichten, wanneer dat relevant is, beide kanten van de medaille en lopen daardoor niet het gevaar te kunnen worden beticht van pamflettisme
Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers is uitermate geschikt voor een brede doelgroep en zou verplicht leesvoer moeten zijn voor economen en politici.
Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers
Jesse Fredrik, Rutger Bregman
Non-fictie
Lemniscaat
8 april 2015
Paperback
101
Het gebeurt niet vaak dat een wetenschap zo op haar grondvesten schudt. Sinds de financiële crisis blijkt het ene na het andere economische model, leerstuk of dogma rijp voor de prullenbak. En als er één thema is waar de oude zekerheden sneuvelen, dan is het ongelijkheid. Terwijl de Franse econoom Thomas Piketty furore maakt met zijn dikke pil over de terugkeer van het kapitaal, wijzen nu ook grote spelers als het IMF, de OESO en de Wereldbank op de gevaren van te grote welvaartsverschillen. Maar het Nederlandse debat over ongelijkheid? Dat is slaapverwekkend als altijd. 'De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen', zegt links. Rechts haalt vervolgens de schouders op en ziet nivelleren als een kwestie van jaloezie. In dit essay doorbreken
Rutger Bregman en Jesse Frederik de patstelling. Op een reis langs oude denkers, van Aristoteles tot Marx, laten ze zien dat er niets vanzelfsprekends is aan ongelijkheid. De regels van het spel - de machtsverhoudingen, de wetten, de moraal en ga zo maar door - maken dat sommigen rijk worden en anderen arm. In de overtui - ging dat economen te weinig weten van filosofie, en filosofen te weinig van econo - mie, tillen Frederik en Bregman de discussie naar een hoger plan. Het is tijd om die oude filosofische vraag opnieuw te stellen: welke rijkdom is echt verdiend?