Ik wek de auto
zijn voorruit met stuifmeel bedekt.
Ik zet mijn zonnebril op.
Vogelzang donkert.
Gedichten
Trein gemist – Paul Roelofsen
Na een kop juliennesoep in de wachtkamer
eerste klas van het Centraal Station te Amsterdam
al weer naar buiten om de volgende te halen
(er lopen te veel treinen)
Heks, Heks – Jan Elburg
Tover jij?
je leeft zo eenvoudig
als duizend anderen
binnen een tent van Frans katoen
met je borsten in twee kleine voorkamers
binnen een huisje van dunne kleren
zo klein zo klein
dat je benen de straat op moeten
Idioom van geluk – Inge Boulonois
Doe het niet. Trap nimmer in de strik
van woordentwist. Vermijd het slagveld
van de taal. Lach grootspraak weg.
Standbeeld – Gerrit Achterberg
Een lichaam, blind van slaap,
Staat in mijn armen op.
Ik voel hoe zwaar het gaat.
Dodenpop.
Ik ben een eeuwigheid te laat.
Waar is je hartenklop?
Moeder – Ronelda Kamfer
na mijn moeders dood
veranderden alleen de kleine dingen
eerst vielen de hekken om
het gras ging dood
de planten stopten met groeien
de vensterbanken werden wit
Bij Claudia – Remko Koplamp
Ik wist niet wat me nog te wachten stond
Toen ik na heel wat schroom en aarzeling
Voor ’t eerst bij Claudia naar binnen ging
Gelukkig bleek mijn bangheid ongegrond
Voor een dag van morgen – Eric van Loo
Wanneer ik morgen doodga,
wellicht is verdriet onvermijdelijk
maar laat dit niet het enige zijn.
De stand van ’t land – Stijn de Paepe
Het land is in bestofte staat
en wordt schrikbarend adequaat
van noord tot zuid, dag in dag uit,
geleid door koning Middelmaat.
De baggerman – Willem Elsschot
Vergeef het mij, maar ‘k durf u niet genaken,
daar mijn gelaat nog glimt van ‘t laatst ontbijt,
en gij misschien reeds uren bezig zijt
uw duizendvierde slootje schoon te maken.