Dof violet is ’t west en paarsig grijs.
Nog wandel ‘k door het zwaar berijpte gras,
En hoor naast me op de vaart het fijn gekras
Van schaatsen over ’t hol rinkelend ijs:
Gedichten
De verstekeling – Vasalis
Bij ieder schepsel dat geboren wordt
zijn reis begint, scheept in het ruim de dood
zich in. En maakt zich met het schip vertrouwd,
dringt door tot iedre vezel van het hout
de romp, de mast, de kabels en de touwen
de zeilen hurkend in de reddingsboot.
De Moeder – C.S. Adama van Scheltema
Wees jij maar stil mijn wurmpie – slaap!
Naar paatje kunnen we wel fluiten: –
Je moe was een godsnakend schaap
Om niet te denken aan de duiten!
Paatje is zeker naar de hemel –
Nou gaat je moeder naar de hel!
Een begrafenis – Wislawa Szymborska
‘zo plotseling, wie had dat verwacht’
‘zenuwen en sigaretten, ik heb hem gewaarschuwd’
‘redelijk, dank je’
‘pak die bloemen uit’
‘zijn broer had het ook aan zijn hart, vast een familiekwaal’
31 december – Ivo de Wijs
Het feest van oudejaar, met drank en eten
Met tranen, kussen – vuurwerk bovendien
Het meest uitbundig vierde dat misschien
Mijn ome Niels – ik zal hem nooit vergeten
Laatste dagen van december – Menno Wigman
We verdoen de dagen in een waas
van strijkers en weemoedigheid.
Dit is de tijd van valse wensen
en bewogen brieven, de laatste
van het jaar. Hoe dan de broze
maanden bovendrijven, hoe de dagen,
voor het eerst weer, tellen.
Moed – Judith Herzberg
De nacht heeft mij weer van mijn apropos gebracht
langzaam loopt de ochtend vol
met woorden die ik zeker weet
dat iets betekenden, maar wat?
gisteren iets betekenden.
De kerstboom – Martinus Nijhoff
De kaarsen branden tusschen mandarijnen,
Sneeuwsterren, speelgoed en gekleurde noten.
De kind’ren zingen, en de dauw der groote
Oogen beweegt en blinkt in ’t trillend schijnen.
Kerstmis – Gerrit Achterberg
Klokken haalden mij uit de slaap vandaan:
Kerstmis over den Haag om middernacht.
Hij, die ik dagelijks te wezen dacht,
trok uit mij weg en kwam alleen te staan.
Kerstnacht 1915 – Jac. van Looy
Regent het in den nacht?
De stille, de heilige nacht?
Spritst het niet duister en zacht?
Neen, ’t regent niet in den nacht,
De alles omhullende nacht,
De nacht is stom en wegend is de nacht.