Ik leefde snel en telde af, dat was toen mode.
Ik telde doden, steeds meer doden, en ik dacht
aan drank, aan drugs, aan de millenniumnacht
en rook. En deze eeuw? Muziek en inzicht, veel
verheffing. Google, woede, oorlog, mist.
Vertrouw nooit iemand van wie de televisie groter is dan de boekenkast
Ik leefde snel en telde af, dat was toen mode.
Ik telde doden, steeds meer doden, en ik dacht
aan drank, aan drugs, aan de millenniumnacht
en rook. En deze eeuw? Muziek en inzicht, veel
verheffing. Google, woede, oorlog, mist.
Ik zag de grootste geesten van mijn generatie
bloeden voor een opstand die niet kwam.
Ik zag ze dromen tussen boekomslagen en ontwaken
in de hel van tweeëntwintig steden,
heilloos als het uitgehakte hart van Rotterdam.
hoe de doden in haar woelden
‘s nachts ijlde ze hun namen af
henriëtte, fanny, vader, mams
serah, simon, martha, sem!
Mooi woon je hier pap in dat bos
Toe laat mijn hand eens los
Dat staat zo kinderachtig
Ik was de sterkste van de klas
Toen Sidney er niet was
Die Surinamer van 1.80
Als bleke jongen heb ik heel wat rozen
op deurmatten gelegd en dom gedanst
in disco’s. Ik heb klungelig gesjanst.
Mijn slungelig gekus deed wangen blozen.
Er is een eendagsgod ontwaakt. Hij kent misschien
zijn eindigheid, zijn eigen haast.
Men geeft elkaar advies en zet zich schrap.
Dit is zijn dag. Zijn kans. De kleine chaos trilt al
in zijn hand, de zweep die suist en straft.
Wij komen ter wereld, met rouw, uit de graven;
met rouw die gepast is, omdat wij nog dood zijn.
Ons lichaam ontstond uit de grond en uit planten,
om eens te bereiken een veilige haven.
Ik zie hoe ze mij negeert, nauwlettend
vanuit ooghoeken volgt, zich afvraagt
wat of waarom die man in haar huis.