Met blauw-papieren pijlen op mijn wangen
En op mijn hoofd een gele ster geplakt,
Blijf ik, terwijl een aap mijn handen pakt,
Onderste-boven aan een rekstok hangen.
Gedichten
De lente of beter zicht op de bloesems – Gerrit Komrij
Er komen zoele geurpatronen vrij,
De blaadjes schieten gratis uit de bomen
En mei, dat rijmt op ei en honingbij,
Dus snap je dat het voorjaar is gekomen.
De macht van het evangelie – Rutger Kopland
De heer die de deur open deed
en die ik vriendelijk vroeg
om hem dicht te laten,
deed dit niet. Ik sloot
de deur. Eerste waarschuwing.
Ik zou je willen – Ronald M Offerman
Ik zou mijn handen op je oren willen leggen
Als een schelp, zodat je mijn stem weer hoort
Ik zou je ogen willen bedekken
Zodat het duister niet je oog verstoort
Brieven op zee – J.J. Slauerhoff
Gelezen worden ze ontelbare malen,
Al was de inhoud haast vooruit geweten,
Van ‘t zelfde levensstof in alle talen
En op den duur tot op het woord versleten.
Moeder II – Gerrit Achterberg
Ik zat met moeder aan de haard, zij breide
en ik deed niets dan cigaretten roken.
Ze zei: jongen, je moet niet zoveel roken;
Je moet er vanaf morgen mee uitscheiden.
Moeder I – Gerrit Achterberg
Mijn moeder is een grijze vrijdagmorgen:
zij moet de kamer doen; stof beeft;
dan dweilen, voor het eten zorgen,
zien wat van gisteren overbleef.
Sterfbed – Jean Pierre Rawie
Mijn vader sterft; als ik zijn hand vasthoud,
voel ik de botten door zijn huid heen steken.
Ik zoek naar woorden maar hij kan niet spreken
en is bij elke ademtocht benauwd.
Het huwelijk – Willem Elsschot
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd
in d’ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
De schurk – Max Dendermonde
Weer is het vrede, roept men wild om wijn,
heet, opgelucht na al het leed en bloeden.
Zij zegt: er zal nu nooit meer oorlog zijn…
en ik, afzijds van het rumoer en moede: