Het kleinkind van de familie abramovic
zit op een verdriet dat niet van hem is
een verdriet dat de eigenaars terug willen
Gedichten
De zwijgzaamheid – Gerrit Komrij
Eer maakt men lakens wit met inkt,
Eer speelt men schaak met bezemstelen,
Eer vindt men nog een roos die stinkt,
Eer ruilt men stenen voor juwelen,
Zondag – Annie M.G. Schmidt
Geen plaats ter wereld is zo godverlaten
en zo fatsoenlijk als het Scheldeplein,
bij avond als het regent en de straten
langer en glimmender en leger zijn.
Men moet – Gerrit Kouwenaar
Men moet zijn zomers nog tellen, zijn vonnis
nog vellen, men moet zijn winter nog sneeuwen
Voor de liefste onbekende – Ingmar Heytze
Wat ben ik blij dat ik je nog niet ken.
Ik dank de sterren en de maan
dat iedereen die komt en gaat
de diepste sporen achterlaat, behalve jij,
dat jij mijn deuren, dicht of open,
steeds voorbijgelopen bent.
Zie de maan – Dop Bles
Zie de maan schijnt door de boomen
en de boomen naast elkaar
staan met lusteloos gebaar,
wachten of geen mensch zal komen
met een touw
om zich gauw
aan een tak wat op te hangen;
zulk een maannacht geeft ’t verlangen
om wat hooger stil te droomen:
’t Heerlijk avondje is gekomen.
Een hint – Max Dendermonde
Ik liep nog es met Richard Minne langs de Leie,
een kleine Vlaamse man met felle, droge praet,
een kerel als een klepel in de schrijverij en
– hoewel ik nog maar een klein boekje had gemaakt –
De witte roos – Remco Campert
Het was laat in het jaar
ach eigenlijk bedoel ik eind november
de negenentwintigste als ik het wel heb
zo om een uur of vier in de middag
Polderland – J.W. Schulte Nordholt
De verten komen eindeloos mij tegen,
gaan door mij heen en achter mij teloor.
Ik rijd zo blank langs altijd weer nieuwe wegen,
recht en gelukkig, en weet niet waarvoor
ik zoveel hemel heb van God gekregen,
Wederwijven – Guido Gezelle
Hoe wijsterwaster* vliegt de lucht
vol witte en lange stressen*
van wolken, die ontvlochten zijn
lijk haar van toveressen.