Waar wij nu staan heette
hier
en de verte noemde men
ginder.
Gedichten
Ik drink op de mensen – Paul van Vliet
Ik drink op de mensen
Die bergen verzetten
Die door blijven gaan met hun kop in de wind
Ik drink op de mensen
Die met vallen en opstaan
Blijven geloven
Met het geloof van een kind.
Gadget – Bernlef
Ze zei: je vangt wel eens wat op
b.v. dat je een hebbedingetje zou zijn
een gebruiksvoorwerp, van hand tot hand
en ja, vaak voel ik mij doorgegeven
gelijkwaardig aan een of ander.
Afscheid van mijn lichaam – Menno Wigman
Waarom, mijn lichaam, was je mij zo weinig waard?
Waarom bleef ik zo koppig tronen in mijn hoofd
en woonde ik mezelf zo hevig uit?
O ja, ik hield van wijn, van zwaar doorrookte feesten,
lucide katers en oneindig gulle lakens.
Zo leefde ik verlicht mijn tijd aan stukken.
Nu lig ik op een zaal, mijn hart, die logge spier,
verlaat me, laf als een gedicht laat het me staan
en voor het eind van deze avond zakt de dood
mijn longen in.
De zon was mij nooit opgevallen als hij niet
steeds onderging. Geen lucht, geen flonkering, geen hoop.
Waarom, mijn lichaam, heb ik nooit in je geloofd?
—
Meer over Menno Wigman
Boedapest – Hans Tentije
Zo’n late namiddag, licht van mist
en druilerig onder de bomen –
haar hand raakt wanneer zij afdaalt naar de rivier
de leuning niet, maar terloops toch
een enkel blad van de zich rond de spijlen
slingerende, welige klimop
misschien neuriet zij ondertussen iets
als Trauriger Sonntag, dat zigeunerstrijkjes vandaag de dag
dikwijls spelen in restaurants
aan de overkant en ruikt de tamme kastanjes
die gepoft worden in de buurt
van de Margarethabrug naar Pest
stilte omgeeft de lanen, de kaden, alsof het innigste
zich met een waas van verlangen
heeft verweven, met bruidssluier, deze
voile van verlatenheid
en waar het water snel en ongeneeslijk flets voorbijstroomt
treedt zij je tegemoet, maak haar haren los
en balanceert op één voet dan om een enkelbandje
te verschikken voor zij haar wandeling
voortzet en daarna al gauw opgaat in het wit –
het besmettelijkste wit dat er is
De stad herboren – Anna Enquist
Liggend ontwerpt hij het stadsdak, prent
het patroon van bladloze takken tegen fel
blauw in zijn brein, dat bloemkooltje, leeg
nog en klein. Waakzaam ontvangt hij licht
en lawaai, zonder oordeel. Honden, motoren,
een boor. Ik duw zijn wagen en merk hoe hij
schift, niet meer schrikt, scheidt wat hem boeit
en wat niet. Hij verovert de woorden, hij groeit
en zit voor op mijn fiets. Hij vult zijn stad in
met herrie en troep, wil stil bij de vuilnis,
de veegwagen, roept de lantaarns aan,
verstomt bij de rijzende brug, wacht verheugd.
In anderhalf jaar ben ik om, heb ik hekel
en haat laten gaan, is er dankzij zijn geestdrift
een heldere lusthof ontstaan. In het park
gaan wij liggen op doodmoe gras, in de verte
murmelt de stad. We kijken tevreden omhoog,
hij en ik, door de takken van de plataan.
—
Over Anna Enquist
Zijn kikkers de kanaries – K. Michel
Niet alleen in vervuilde gebieden
maar ook in reservaten als Yosemite Park
sterven wereldwijd de kikkers uit
Komt het door het gat in de ozonlaag
Zijn het de pesticiden in de atmosfeer
Kikkers hebben een doorlaatbare huid
en bij verslechtering van water en lucht
behoren zij tot de eerst verdwijnende dieren
(Boven torenflats zie ik een vliegtuig
een lont achter zich aan trekken die sloom
opbrandt in de roestende avondhemel
en ik ruik de sloot van het Leijpark
dertig jaar geleden, het parelende dril
tussen mijn vingers, de bruinige geur
van de dikkopjes gevangen met Ivo
in de zinken teil achter in de tuin)
In de bar en de wandelgangen van dit eerste
wereldcongres vragen deskundigen zich af
zijn kikkers de kanaries in onze kolenmijn
—
Meer over K. Michel
Veteranenverzet – Jan Baeke
Alles afgeblaft in Camp Rhino, gram gehaald
de rest in pillen teruggedraaid, flash in de film.
De jonge veteraan had het nakijken, werd gebraden.
Stond in de kantinetafels gekrast what the F*
r u doing here? De meesten hadden geen maag
meer heel. Later de bermen opgeblazen.
Naar de herdenking, een dichtgesneeuwde weg
en takkenweer boven de opgefokte steden.
Overal speech en medailles. Frank was een flikker
maar niet bang. We hebben het allemaal voor iets
gedaan maar niemand dacht dat dit het moest zijn.
Het centrum zo benauwd als die snikhete baggerput.
We stonden daar weken. Noemden hem Charlie
als hij Charlie heette en Fatzo omdat de tyfus
hem had uitgebeend. Zelfs toen de zon weer opkwam
hielden we onze vuisten gesloten, al het bloed
uit onze knokkels geperst. Bij het oversteken snel
bewegen, maar altijd in dezelfde lijn. Tellen
want de knal komt altijd op de derde. Zekerheid.
Vertel het de kinderen voor ze aan hun eigen angst
toekomen.
Veld – Ruth Lasters
Misschien is voetbal écht het enige doel,
ook van het onderbewustzijn en het bewuste: twee delen
enkel en alleen omdat een match twee ploegen
vereist. Ooit stelt de helft van je neuronen bewust voor
een bal, zo groot en zwaar als het hoofd zelf, waarin
groeit buiten jezelf om de geurherinnering van
pasgemaaid gras: het veld. Eerst wint de bal, zie je hem
haarscherp voor je, tot op de stiksels van je lederen
schedel. Dan scoort de onbewuste grasgewaarwording, vult
kruidig groen je brein tot het haast knapt en slechts
het kriebelen van een laken langs je wang al veroorzaakt
een resettende, alles opnieuw mogelijk makende
aftrap