1945 – Ed Leeflang

Op wat legerauto’s na lege wegen,
waanzinnig veel vis in de meren,
de grootste stilte ooit gemeten
in Overijssels kop en ergens moesten
nog frontlijnen lopen en landschappen zijn,
steden en deelstaten die bleven zweren.
Aan de Beulaker gingen we – vijf jongens,
vier meisjes – met een bus eierpoeder
en één pakje Craven-A kamperen.

Lees verder

Share

Ed Leeflang

Ed Leeflang (Amsterdam, 21 juni 1929 – aldaar, 17 maart 2008) was een Nederlandse dichter.

Leeflang studeerde enige tijd Frans en Kunstgeschiedenis in Amsterdam en werkte vervolgens als journalist en in een uitgeverij. Daarna behaalde hij zijn onderwijsakte en rondde een MO-opleiding Nederlands af. Hij werd leraar in Amsterdam, Leiden en Den Haag, totdat hij als docent Nederlands lang verbonden was aan de toenmalige Rijksscholengemeenschap Prof. Zeeman te Zierikzee. Hij sloot zijn loopbaan als docent af aan de gemeentelijke Pedagogische Academie te Amsterdam.

Leeflang debuteerde op latere leeftijd in 1979 als dichter met de poëziebundel De Hazen en andere gedichten. Hij was toen al 50 jaar. Voor deze bundel ontving hij de Jan Campertprijs 1980. In 1991 ontving Leeflang de A. Roland Holst-Penning. In zijn derde dichtbundel ‘Op Pennewips Plek’ (1982) portretteerde hij mede-docenten en hun gedrag voor de klas. Vanwege zijn realistische schrijfwijze en een melancholisch verlangen naar verloren zuiverheid wordt zijn poëzie in de literaire kritiek wel aangeduid als romantisch realisme of neoromantiek. In een stijl die verwant is met Nijhoff, probeert hij de spaarzame wonderen in de wereld vast te houden en de talrijke gruwelen de baas te worden, in het besef daartoe nauwelijks in staat te zijn. De toon van zijn werk werd wel aangeduid als een merkwaardige mengeling van pathos en scepsis, van ontroering en ironie tegelijk.

Terugkerende thema’s in zijn werk zijn dieren, de natuur, zijn leraarschap en het beschadigde kind (Leeflang had een gehandicapte dochter).

Curiosa

Voordat Leeflang debuteerde als dichter en zijn poëzie in een stroom van albums bundelde, werden tal van zijn teksten op muziek gezet en uitgevoerd door de Vlaamse kleinkunstenaar Miel Cools. Daaronder een van de meest geliefde liedjes van Cools: Als ik oud ben. Maar ook De duiven, een tekst die Leeflang schreef na een schoolreis met zijn middelbareschoolklas naar Parijs, toen hij in Zierikzee docent Nederlands was. Een van de leerlingen maakte foto’s van duiven die een standbeeld van een held bevuilden met hun uitwerpselen. Deze liedjes staan onder andere op het album Nachten dat de spin niet spint, ook een liedtekst van Leeflang (uitgebracht in 1974). Tien liedjes van Leeflang werden voorzien van muziekschrift en opgenomen in het liedboek Mijn mooiste liedjes van Cools, uitgegeven in 2011. Leeflang zelf sloot het einde van het lesjaar als docent te Zierikzee graag af door zijn gitaar mee te nemen en liedjes voor de klas te zingen. Ook Miel Cools bracht op uitnodiging van Leeflang de liedjes in de aula van de Rijksscholengemeenschap ten gehore.

Na zijn late debuut (Leeflang noemde zichzelf ‘een achteraffer’) weigerde hij interviews te geven: hij vond dat hij daarmee zijn poëzie mogelijk zou belasten. De Vlaamse journalist Piet Piryns ontmoette Leeflang vele malen, maar tot een vraaggesprek kwam het nooit. Uiteindelijk stelde de journalist een portret van de dichter samen op basis van flarden van gesprekken, briefwisselingen en notities die Leeflang zelf maakte. Het bijzondere portret is te vinden in de digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren.

De teksten voor het derde album van Leeflang ‘Op Pennewips plek’ waren eerder voltooid dan de gedichten waarmee hij debuteerde. Leeflang liet ze nog een tijdje op de plank liggen, om te voorkomen dat hij ‘met school geassocieerd zou worden’. De literatuurcriticus K.L. Poll nam er alsnog aanstoot aan dat Leeflang in de colofon van deze bundel zes bestaande leraren noemde, terwijl de docenten in de gedichten zelf anoniem blijven: een hij of een zij. Leeflang zei daar zelf over: “Het zijn mengsels van waarnemingen en herinneringen uit mijn eigen kindertijd, van fictie en ideeën.”

Leeflang had een uitgesproken mening over wat hij als slechte docenten beschouwde: actievoeren tegen kerncentrales of juist voor arme zeehondjes moest je volgens hem niet voor de klas doen. “Mensen die de ontmoediging in het onderwijs brengen, dat vind ik iets heel bedreigends. Ik ben het wel eens met Willem Wilmink, die zei dat kinderboekenschrijvers kinderen lastig vallen met problemen waar zij zelf drank en drugs voor hebben. Het is de taak van iemand die voor een klas staat te laten zien hoe interessant de wereld in elkaar zit en hoeveel er te beleven valt. Je hebt ook leraren die, zonder dat ze naïef zijn, toch een soort vitaliteit stimuleren. Doemdenken doe je maar binnenskamers, of voor mijn part in de kroeg, maar niet voor de klas.”

Leeflang schreef het gedicht voor de gedenksteen op de Oosterscheldekering. Hij was ontevreden over de uitvoering en heeft jarenlang geprobeerd om de tekst te laten verwijderen.[1]

Bron: Wikipedia
Zie ook DBNL

Share

Gedrag – Ed Leeflang

Iemand laten wachten op een hoek
een jaar of twaalf, iemand de wind
uit de zeilen nemen, die wind verkopen
aan de eerste de beste, iemand je
reservehart schenken, iemand geen
verdriet gunnen, maar wijzen op
zonlicht, boeken, boterbloemen,
het dan opgeven, iemands angsten
verklaren, iemands dromen in een
aanrechtkast bewaren, iemands band
niet oppompen, iemands verleden in –
lopen zonder kloppen, iemand liefhebben
om wat iemand had kunnen zijn,
allemaal water in dezelfde wijn.

Over Ed Leeflang

Share

Gorter – Ed Leeflang

Gorters mensbeeld van werkers
schrijdend langs het strand was
van muurverf en wanbegrip,
monumentaal en bedacht,
maar je geneert je als je
lacht of glimlacht.

Lees verder

Share