Op hoge poten stond het voor de klas
met platen door de juffrouw aangewezen
en letters om de namen mee te lezen
alsof je niet vanzelf zag wat het was.
Kees Stip
Poppenkast – Kees Stip
De poppenkast staat midden op de straat.
Vanuit de verte hoor je haar al kijven:
Katrijn, van alle vreselijke wijven
het vreselijkste wijf dat er bestaat.
De dood en de tuinman – Kees Stip
‘Ja,’ zei de dood, ‘ik heb het ook gelezen:
P.N. van Eyck, de tuinman en de dood.*
De tuinman die zijn noodlot niet ontvlood
doordat hij vluchtte waar ik ook moest wezen.
Het Hanengeschrei – Kees Stip
Ik heb haar gezoend in het Hanengeschrei
bij de automaat aan de Choorstraat
terwijl ze garnalencroquetjes at
of wat daar gewoonlijk voor doorgaat.
De losbol – Kees Stip
We hadden eens een losbol op bezoek.
Oom Gerrit werd door moeder zo omschreven.
Allicht was ik op grond van dit gegeven
naar blijken van losbolligheid op zoek.