Menage (1 ) – Tomas Lieske

Kalveren op weg naar de slacht zijn niet eens te betreuren.
Hoornwerk vormen zij. We moeten niet, denken
zij almaar, het huppelen hebben
van drie geiten, het harig harnas
echter van de laatste kans. Hun kop
staat krom van de ijzeren ringen.
Kome, wat komt, voor elk onverwacht.
Achterin een rot misselijke
varkens, bang vlees voor een oud eethuis.
Langs staven licht komt het moe verkeer
in wisselend tempo naderbij.
Inzicht snijdt soms als een scherfgranaat.
Iemand trapt driftig naar een pedaal,
te hard; herstelt te snel. Wat kantelt,
kantelt; wat niet stuiten kan, dat bloedt.

Kwartier maakt het varken dat op straat
gaat sterven en bijtend naar de zon
ziet dat die zon op Mars gaat lijken.
Wat trekt ons zo aan in anderen?
Een sterke verwondering? Maar wie
is niet verwonderd bij gewonde
varkens, dode kalveren? Kennis?
Slechts een springt op. Van zijn verwanten
blijkt het bloed. Hij rent tussen hen door,
stoot iemand weg en is verdwenen.
De krijgskans van een eenling, is dat
waar we in geloven? Wat ons raakt?

Share