Geen spoor meer van zomer, al haast weer winter
De mistbanken van de herfst hangen laag
over de grond, verschuiven traag.
Het licht wordt steeds kouder en minder.
Vertrouw nooit iemand van wie de televisie groter is dan de boekenkast
November is een huis om te bewonen
wanneer het water in de sloten stijgt,
beveiligd voor bedenksels en demonen
en het gespuis dat uit de vlierboom dreigt.
Het regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.