Soms zitten menschen met een glad gezicht
bij tweeën of bij drieën: hun gedragen
is flauwtjes, en de harten die ze dragen
in ’t bekennen van hun oogen, zijn dicht.
En de vlammen van hun stem die bij vlagen
uitbreke’ en make’ ondere donkers licht
en de gebaren die, – als kand’laars schragen
brandende kaarsen, dragen ’t stemme-licht –