Hij schildert in het huwelijksjaar
zijn vrouw, hij schildert wat met haar
verloren gaat achter het zoete kinspek,
de verlegen lippen en het roze oor.
Hij schildert haarslierten en parels,
glazen oorhanger die hem een middag
neemt. Doorzichtigheid wekt razernij;
hij schildert maar wat schildert hij?