Zooals gij in de schaduw zat – Jan Prins

Zooals gij in de schaduw zat
en al den glans in de armen hadt,
die fijngesponnen, wonderbaar
geweven lag in ’t hangend haar
van uwe zuster, – want gij zijt
mij zusters in lieftalligheid, –
en gij die ongevlochten pracht,
die als een bruidskleed van den nacht
haar lichtgebogen hoofd omsloot, –
uw handen hoog, uw schouders bloot, –
in smijdige gedeelten spleet
en spreien en zich vleien deedt
in rondgewrongen tressen, als
een tros van donkerte in den hals
gedrukt, en aan de slapen glad; –

Lees verder

Share