De dichters – Tymen Trolski

De wind dronk van de kleine ratten in de goot;
de winter hoestte en draaide zich om op z’n stretchbed,
ver weg in de vlakte; de mieren stookten hun potkacheltje
in hun lanterfanterige, om idiote oden smekende paardekies

en schudden de kaarten; de in lange, zwarte oliejassen
geklede krekels laadden en losten hun liederen,
zwijgzaam zwoegend; ’n dronken blues kroop over ’n landweg;
in de verte de schreeuw van ’n steen, door wreed

mos besprongen; ’n populier die kirde, door ’n heks
gekieteld. De dichters in hun overall, slap hangend
als ongewassen hemden over de waslijn van de dood:

daar stond ie, rustig schoffelend in z’n pas aangelegd
tuintje met flodderbonen, Magere Hein, zonder zorgen:
de liederen leefden, maar hun dichters waren dood!

Share

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.