De twijfelende wellust – Hugues C. Pernath

Zoek niet buiten mij, want om mijn lichaam te vinden
Is het voldoende mij te roepen.
Zonder voorkeur zal ik naar je komen
Alles regelend, overeenkomstig
Naar wat ik van jou weet: de verbeelding
En over deze wereld een eeuwigheid die ik niet ken.

Zonder schaduw zal ik naast je liggen
Want rillend in mij zal je zoeken naar de verrukking
Van de eenzaamheid. Ik ben jouw rustplaats,
Voor liefde en haat de enige schim.

Je zal mij zoeken, de hele helse aarde
En niets zal jou verstoren, niets zal jou verschrikken
Want alles gaat voorbij en je ziet honderd tuinen.

Wie mijn lippen likt, liefkoost het leven
En zoals ik nu aan dingen denk die dwaas zijn
Vergeet ik straks de lijfgeur van de vrouw,
Haar hijgen en de grauwe plooien van haar huid
Onder het breken van mijn verdrogend schuim.

Zij realiseerde zich: roede, roem en rouw
Het zwijgen van de verslagene of de kreet
Van een droefheid genoeg aanschouwd.
Haar oogst drijft verteerd, met vruchteloze parels
Over het chroom van een roze badkamercel.

Heb geduld, ik begreep jouw woorden,
Men noemde mij een dwaas, een zwerver, een nar,
Allen duldden mij lijdzaam, allen en een spoor
Liep verloren. Maar door duivels bezeten herkende ik
Als waarheid wat ik uit mijn dromen wist,
Wat de vrouw herleidde tot metgezel.
Wij namen geschenken mee
En ik gaf je de naam van een of andere struik.
Toen ergens stilte lag tussen dag en nacht
Maakte de liefde haar vrij van alle andere liefde.

Randen van steden, kringen van rubber, en mensen
Die het goed met je menen, met alle monden tegelijk
Hun maten en gewichtigheid.
En aldus alles herhalend, als lijfeigene lerend,
In het doffe vallen van vele opstandige engelen.

Zie en gil. De liefde werd begraven
En eeuwen na de vis was het de zoete jager die overwon.
Zoals wij over helden spreken, in de herinnering
Aan een firmament vol regenbomen.
Het leven zijn zij ontkomen, aan ons zijn zij ontgroeid.

Ik noem hem met wat hij noemt: namen
Die iedereen je kan ontnemen.
Ik denk niet en niemand nadert.

En mijn verzadiging. Als een vreemde verwante
Voor het eerst begrijp ik dat de smart niet overgaat,
Dat ik honig haal uit een stervend ras
Van systemen die de metalen bedaren.

Het zien van een amandel betekent dat de gekwelde
Verlichting vindt maar dat de dood blijft nawerken.
Ik smeek om een liefde die me in beslag neemt,
Het bezweren van een ouderdom die in ons knaagt
Sperma spuwend, sporen die ons overwinnen.
Want niemand wordt geroepen maar iedereen gedwongen.

Over Hugues C. Pernath

Share

Ontdek meer van JKleest

Abonneer je om de nieuwste berichten in je inbox te ontvangen.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.