De dag verschuift terwijl ik roerloos lig. Wordt zo
een wolk verplaatst en is dat gras hetzelfde gras
van zomers eerder? Platgetreden, heropgericht?
Een vleermuis splijt de schemer. Je maakt geluid
in een fles die je dan sluit. Blijven je woorden
hangen of stellen ze het zwijgen uit? In de halmen
twee lepels. Hels is zijn ingehouden rennen. Hij neemt
een aanloop met zijn ogen. Hij snuift, ruikt
het kruid en kauwt op zijn wangen. Maar weg
is niet weg. Iets heeft zich in mij neergevlijd.
Ik verstar. Hij heeft mij liggen. Ik word zijn hazenhart.
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.