In deze zinsbegoochelende duisternis komt, over een pad
van gedoofd sterrengruis, barrevoets een heel klein jongetje
aangeschuifeld, zijn ogen half toegeknepen, zijn blik
slaperig en ongericht, de nachtwind strijkt haast liefdevol
door het geelblonde, licht krullende haar –
Hans Tentije
Het onvoorstelbare – Hans Tentije
Zwerversliefde – Hans Tentije
Laten wij zacht zijn voor elkander, kind –
want, o de maatloze verlatenheden,
die over onze moegezworven leden
onder de sterren waaie’ in de oude wind.