Hoe wijsterwaster* vliegt de lucht
vol witte en lange stressen*
van wolken, die ontvlochten zijn
lijk haar van toveressen.
‘t Zijn wederwijven, boos en fel,
die, kwaad van hande en vinger,
malkanderen te kere* gaan
en vechten slag om slinger*.
De wind zit in ‘k en weet niet welk
geweste, ‘t buist* en bommelt
alhier, aldaar een zwepe* los,
die deur de wolken schommelt.
Ze stuiven heinde en verre, en van
malkaar gescheurd, in stressen
van wijsterwaster vechtende, en
verwaaide toveressen.
—
wijsterwaster – alles door elkaar
stres – haarvlecht
fel – heftig
malkanderen te kere gaan – elkaar bevechten
slag om slinger – om het hardst
buisen – met een bons slaan
zwepe – windstoot
—