Ik zat met moeder aan de haard, zij breide
en ik deed niets dan cigaretten roken.
Ze zei: jongen, je moet niet zoveel roken;
Je moet er vanaf morgen mee uitscheiden.
Ik ben het haardvuur nog wat op gaan stoken;
horende hoe het zachtjes in mij schreide,
omdat het niet kon worden uitgesproken,
wat zich vlakbij voor eeuwig wou bevrijden.
—
Meer over de dichter en de persoon Gerrit Achterberg
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.