Het zuidewindje suist door zwarte twijgen,
En kust het slapen dons der zangers teeder, –
De zilvren boomen wiegen heen en weder,
En doen hun schaduw met hen mede nijgen, –
Een stille zwoelte komt uit de akkers stijgen,
Een koele stilte daalt op de donzen veder, –
De zilvren nachtzon sprenkelt droomen neder,
En lacht van liefde in eeuwig lachend zwijgen:
Mathilde sluimer! Zomernacht doet droomen,
En zomerdroomen zijn van manestralen,
En manestralen zijn als liefdesstroomen:
De liefde doen zij uit den hemel dalen,
En dalen in de ziel, die zij vervromen:
Is liefde dwalen, kan men zoeter dwalen…?
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.