Een verzoenen is het niet, nee. Misschien
een accepteren, een erkennen dat ik weet
dat ook de zachtste mond twee hoeken heeft
maar wegen doet het niets. Ik leg piepschuim
in de schaal, kam met een zilveren vork
mijn haar, knip de knopen weg en eenmaal
op de grond vallen ze moeiteloos uit elkaar.
Een menen dan. Is het een menen? Ergens
loodrecht achter staan, als een atheïst
bij een zondagsmis die voor de vorm een
hostie slikt of uit zijn vorm tot vaders bidt?
Naast het piepschuim is nog plaats voor dons.
De vork krijgt steeds weer doffe tanden door dit
langdurig trekken aan, dit constant ontwarren.
Komt hij binnen, kijkt als altijd naar de grond, bevoelt
zijn schedel, zegt: ‘Wat wordt ons haar toch kort.’
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.