Kees van Kooten’s antwoord op Het huwelijk – Elsschot
Toen zij moest beleven hoe de gesel van de spijt
haar meedogenloos kastijdde en van pijn half deed verdoven,
haar gangen had bezwaard, haar vreugden had verstoven,
toen draaide zij zich om en riep haar kindertijd.
Zij zocht een invalshoek, bezeten maar bedaard,
en achtte het een ridderplicht haar moeder te boetseren
met vaste hand en koele blik en zonder te chargeren
en zo werd elk detail van huis en haard vermeldenswaard.
Wij erven veel verdriet. Een wond spookt jaren rond
of blijft een gruwelijk schrikbeeld dat maar niet wil vervagen
daar wij de ooit door ons verwonde niet meer kunnen vragen
wat hij of zij er toen en daar in feite zelf van vond.
Zij vroeg het aan de vulpen in haar oude rechterhand.
Families zijn een puzzel waarin kinderen willen passen
tot zij stukjes kunnen missen; zo worden zij volwassen.
Zij dacht: ik heb flagrant gefaald in dat gezinsverband.
Want al wat nimmer werd gedaan, onze gedroomde daad,
wordt groter en telt zwaarder met de jaren.
Er tolt een kolk van spijt die zich niet laat bedaren.
Zelfverwijt. De godvergeten vloek waar nooit een maat op staat.
Zo vloden jaren heen. Zelfs kinderen gingen dood.
Maar wisten dat de vrouw die zij hun moeder heetten,
geen ding uit heel hun leven ging vergeten
en alles zou vertellen aan het avondrood.
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.