Ziet u dat Europese meubelstuk bij uitstek, walnoot,
kandelaars, gebouwd door Stephan Hain in Krefeld
voor de in statisch wilhelminisch zonlicht badende salon
van een morsdode dame in een allang verteerde japon?
Ik schrijf omstreeks 1910 en terstond zie ik zo’n stijve
mevrouw met een gouvernante, een gedichtenschrift
en heimwee naar haar meisjestijd; en vast drukken de vingers
van de ex-bruid de angst voor haar opdringerige echtgenoot
’s avonds in de vorm van de noodzakelijke dromerigheid uit.
Nu staat dat ding in mijn woonkamer te zwijgen,
even dood als de boom waaruit het is gebouwd. Maar
ziet u niet ook een voormalig Duitstalige provinciestad,
Czernowitz of zoiets, met kastanjealleeën, een al welhaast
expressionistische zon, een okerkleurig gymnasium,
bedaard antisemitisme, jonge dichters – die hele
nog uit te wissen wereld, vóór de troepen komen, de legertros,
de kornetten met hun praatjes en een melodie uit de negen-
tiende eeuw onder hun snor; voor de nacht valt en de regen
neerslaat en de modder rijst en de collaborateur bungelt
aan een niet in een pianoforte veranderende boom? Hoor toch
de cadenzen van het continent zich uit open zomeravondramen storten!
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.