Samen gedeeld: seizoenen, boeken, muziek.
De sleutels, de theekopjes, de broodmand, lakens en een bed.
Een uitzet van woorden, gebaren – meegebracht, gebruikt, verbruikt.
De huisregels gevolgd. Gezegd. Gedaan. En steeds de hand gereikt.
Ik werd verliefd op winters, een Weens septet en zomers.
Op landkaarten, een bergdorp, een strand en een bed.
Hield data in ere, verklaarde beloften voor onverbrekelijk,
verafgoodde een Iets en was vroom voor een Niets
(de opgevouwen krant, de koude as, het blaadje met een notitie),
onbevreesd in het geloof, want dit bed was de kerk.
Uit de blik op het meer ontstond mijn onuitputtelijk schilderen.
Vanaf het balkon kon ik de volkeren, mijn buren, groeten.
Bij het haardvuur, in veiligheid, had mijn haar zijn diepste kleur.
Het bellen aan de deur was het alarm voor mijn vreugde.
Niet jou heb ik verloren,
maar de wereld.
—
Vertaling: Paul Beers
Mijn mening
Waar gaat dit over?
Verlies van een dierbare, denk ik. Rouw, verdriet.
Tot welke gedachte leidt dit?
Dat alles vergankelijk is. Verlies hoort bij het leven, maar waardeer het verleden, hetgeen je hebt kunnen delen.
Welk gevoel roept het op?
Triest, melancholie, maar ook dankbaarheid
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Like!
Ingeborg Bachman en Paul Celan ‘Een dramatische liefde’…