Hij is het zwijgen rechtop de hemel in;
de wind, de hitte en regen hieuwen zijn stam
en takken, zijn wortels als houten fonteinen
wellend uit de bronnen. Alle seizoenen
krijgen kwartier, hij is het opgetaste
korte en lange jaar, in de zomer fluistert
nog de witte sneeuwjacht in zijn blad en bronzen
herfst omarmt stormend zijn schors in de meimaand.
Toen de bleke, felle bliksems kwamen die hun
harpoenen plantten in jouw hart en vier takken
woedend versplinterden, sapstromen dempten
die opstijgen wilden na de winter, wachtte,
grote beuk, achter je de kuil (doodkalm kraken
slaapt in het veld) slechts voor jou daar gegraven
—
Meer over H.H. ter Balkt
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.