De nacht met lantarens,
geboomte en gracht;
de bruggen, het water
dat spiegelend wacht.
Kozijntjes en hekken,
gordijntjes verlicht;
de stoep en het venster,
en ‘t lokkende wicht.
‘t Is zomernachtstil.
Geen ril in het water.
Te slaap gaat de buurt.
Het uur wordt steeds later.
Een glansje poetst zacht
de deur, en er buiten
de fiets die er wacht.
De ontucht gaat sluiten.
Eén ruitje alleen
kleurt flauwtjes het duister.
De gracht heeft geen stroom.
Het naakt heeft geen luister.
De vensters, de stoep
en het spiegelend dromen
en nog weer een gracht
en nog weer een brug
en het zwartsel van bomen.
Category: Gedichten
Wat was – Adriaan Roland Holst
Toen er niets meer dan afbraak overbleef
deed hij de glazen deuren langzaam open
en trad naar buiten en dacht: ik weerstreef
niet meer en zie van hopen en wanhopen
af nu het graf mij wacht. Ik heb geleefd,
gedronken en gegeten wat ik wilde
en alles wat ik in de avond schreef
blijft naast mij. Toen hij eindelijk verkilde
en zich neerlegde op het doodstil terras
vlogen er meeuwen over zonder kreten.
Zij vlogen over naar wat eenmaal was,
naar lief en leed en naar voorgoed vergeten.
Awater Poëzieprijs
De Awater Poëzieprijs is de jaarlijkse poëzieprijs van poëzietijdschrift Awater, ter waarde van € 500,-. Voor de toekenning wordt een keur van ‘beroepslezers’ (poëziecritici, -docenten en -bloemlezers) gevraagd een top 3 in te leveren van nieuwe Nederlandse dichtbundels die het jaar ervoor zijn uitgebracht. De prijs reflecteert de mening van het literaire veld, en is daarmee een belangrijke peiler voor wat door kenners als kwaliteit wordt aangezien.
Awater Poezieprijs
2020 | Peter Verhelst | Zon |
2019 | Mischa Andriessen | Winterlaken |
2018 | Radna Fabias | Habitus |
2017 | Marije Langelaar | Vonkt |
2016 | Eva Gerlach | Ontsnappingen. |
2015 | Ilja Leonard Pfeijffer | Idyllen |
2014 | Alfred Schaffer | Mens Dier Ding |
2013 | Mustafa Stitou | Tempel |
2012 | Menno Wigman | Mijn naam is Legioen |
2011 | Anne Vegter | Eiland berg gletsjer |
2010 | K. Michel | Bij eb is je eiland groter: Gedichten |
2009 | Arjen Duinker | Buurtkinderen |
2008 | Tonnus Oosterhoff | Ware grootte |
Verleden – J. Slauerhoff
Ik denk aan ‘t eiland waar ‘k niet meer zal komen:
– ‘t Is bijna niet uit zee te zien, zoo smal;
Het kleine dorp dat ik niet noemen zal
Ligt diep achter den dijk onder zijn boomen –
Bommen – Paul Rodenko
De stad is stil.
De straten
hebben zich verbreed.
Kangeroes kijken door de venstergaten.
Een vrouw passeert.
De echo raapt gehaast
haar stappen op.
Expeditie – Marc Reugebrink
Je trekt over land zonder oevers.
Niet de zee, maar kou
brengt hier de kustlijn aan:
continent in beweging
Griekenland – Lennart Ras
Op de rand boven de mist luistert ziener
naar het gegorgel uit de aarde, beraadt
zich op zijn profetie. Hij is bediener
van onderbuikgevoelens, voeder van haat
Verordening – Richard Minne
Neem u in acht: daar is de Winter weer,
de naakte boom, de vogel zonder eten,
de noodklok aan het toegevroren veer,
de grauwe waakhond bibbrend aan zijn keten.
Spreek in uw linnenkast het breigoed aan,
bevecht met aspirien den greep van ’t Noorden,
want wee u, ’t ergste komt nog achteraan:
een bundel van Urbanus Van de Voorde*.
—
*Urbain Van de Voorde, een katholieke, zeer traditionalistische Vlaamse dichter, criticus en essayist.
De winter en mijn lief zijn heen. – Vasalis
De winter en mijn lief zijn heen.
Er zit een merel op het dak,
zijn keel beweegt, zijn snavel beeft
alsof hij in zichzelve sprak.
Hij luistert: uit een verre boom
klinkt als het ketsen van twee stenen
een vonkenregen van verlangen
zo luid, zo helder en zo bang.
De merel stort zich met een kreet
vol wildheid in de voorjaarsvlagen.
Ik kan het bijna niet verdragen:
mijn voorjaar en mijn lief zijn heen.