De Nacht is stil. Zoo wijd als mijn oog ziet
Hangt aan de lucht nu geen bloedende schijn
Van een Stad. Oovral rust. De sterren zijn
Rondom de maan roerloos. Zij tinklen niet.
Dit is de vrede, dien ik zocht. Nooit vond
Ik vrede in u. En nu haat ik u, Stad,
Teedre stad, wreede stad. Ik haat de schat
Van al uw lust, die harten drijft en wondt.
Oceaan, Oceaan, vóór ons duinhuis
Vallen uw golven uit met licht gedruisch.
Zonder schuim, zonder wind, want het is zomer.
Ik, die de Stad ziek ontweek, hoor uw Zang
Eindlooze Zee, den stillen vóórnacht lang
En ‘k ben gelukkig. Mijn Lied herleeft schooner.
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.