Soms zitten menschen met een glad gezicht
bij tweeën of bij drieën: hun gedragen
is flauwtjes, en de harten die ze dragen
in ’t bekennen van hun oogen, zijn dicht.
En de vlammen van hun stem die bij vlagen
uitbreke’ en make’ ondere donkers licht
en de gebaren die, – als kand’laars schragen
brandende kaarsen, dragen ’t stemme-licht –
zijn weg, Hun woorden valle’ in holen van
mij dropsgewijze en maken geen geruisch
nemen niets mee en brengen ook niets aan
als dieven rondgaan in een leeg, leeg huis:
een groote leegte wast in mij bestendig
en wil, en weet niet wat, hongert ellendig.
Toelichting op Neerlandistiek
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.