Brief – Willem Elsschot

Lamme smeerlap, met je baard,
dor van geest maar dicht behaard,
die ons daar stond aan te staren
of wij huursoldaten waren.

‘k Weet nog alles, luizig dier,
ook al zit je ver van hier,
teruggetrokken en stokoud
in een blokhuis vol met goud.

Dat je er Stein hebt uitgetrapt
nadat hij je had verklapt
hoe je schatten kon verdienen
met de bouw van zijn machinen.

Hoe je Berends in de stront
hebt gewreven, als een hond,
toen hij ’t boekjaar niet kon sluiten
door die fout van zeven duiten.

Hoe die halfwas, smal en bleek,
van zijn gulden in de week
vijftig centen af zag romen,
want hij was te laat gekomen.

‘k Weet het nog, zoals je ziet,
maar ik snap vandaag nog niet
hoe die negen duizend koppen
dat zo lijdzaam bleven kroppen.

Had een flinke delegatie,
na ’t verwerpen van je gratie
je maar even beet gepakt,
even op de vloer gesmakt,

je die baard eens afgeschoren,
met of zonder je twee oren,
je die broek eens afgedaan
om je voor je kont te slaan.

Maar al is het niet gebeurd,
uitgesteld is niet verbeurd.
Wij staan klaar om ons te wreken
zonder je de nek te breken.

Want komt ooit de rode tijd
door je slaven lang verbeid,
vóór nog dat je met je botten
bent gedolven, om te rotten,

dan word jij benoemd per se
om de piesbak en de plee
schoon te maken als het hoort
in de Beurs of Delftse Poort.

Share

2 gedachten over “Brief – Willem Elsschot”

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.