Ik zit naast een man die ik niet ken, hij praat
over dagen waarvan ik weet dat ze niet van mij zijn geweest
ik raak snel dingen kwijt, zoek al lang genoeg
om zeker te zijn
Vaak zijn het halve woorden dan weer hele zinnen
het maakt niet uit in welke kamer ik ben
deuren, muren en sloten zijn machteloos
De woorden die ik het hardst nodig heb, ontneemt hij
mij het eerst, ik beweeg mijn handen, gebaar maar wat,
teken vergissingen die hun vorm gestolen hebben
Soms herinner ik me dingen van jaren terug
iemand die over nat gras rent: ik denk mijn zus in zomerjurk
hoe het altijd begint met iets dat ontbreekt