Drie-hoog achter in de Tollensstraat. – Dick Roggen

Opoe, altijd weduwe in ’t zwart,
met haar voeten op een stoof,
en ’s zomers voor het open raam,
dat uitzag op een binnenplaats,
drie-hoog achter in de Tollensstraat.

M’n vader was me onbekend,
m’n moeder was een sloof,
dat ging zo in die tijd;
een haring kostte toen zes cent. –
Als we moesten, moesten we op een open plee.
Nu is er, naar ik hoor, een keurige W.C.,
drie-hoog achter in de Tollensstraat.

Ik hoorde fluiten in de straat:
De Bolerò, het teken van verraad.
Eerst later hoorde ik dat Ome Ko,
gelijk met kleine Goof was opgepakt.

Nu heb ik af en toe wel spijt
dat ik hem vroeger heb gepest,
hij was de slechtste niet uit ’t nest.
Hij was anders dan ik, hij was niet laf.
Nog zie ik zijn gezicht,
ik lag in ‘t donker, hij in ’t licht.
Soms denk ik wel: ‘Zijn deze dromen nu mijn straf’,
wanneer ik ’s avonds laat Ravèl
hoor fluiten in de Tollensstraat.

Share

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.