Geeft u mij maar geen zakdoeken-sasjet.
Ik weet niet hoe je ‘t schrijft, maar ‘k wil het niet.
En ook geen glazenhoudertjes van riet,
omdat ik daar toch nooit een glas in zet.
Annie M.G. Schmidt
Sebastiaan – Annie M.G. Schmidt
Dit is de spin Sebastiaan.
Het is niet goed met hem gegaan.
LUISTER!
Hij zei tot alle and’re spinnen:
Vreemd, ik weet niet wat ik heb,
maar ik krijg zo’n drang van binnen
tot het weven van een web.
Erwtjes – Annie M.G. Schmidt
Toen ze een meisje was van zeventien
moest ze een hele middag erwtjes doppen
op het balkon. Ze wou de teil omschoppen.
Ze was heel woest. Ze kon geen erwt meer zien.
De regenworm en zijn moeder – Annie M.G. Schmidt
Er was een regenworm in Sneek
die altijd naar de sterren keek,
en fluisterde: hoe schoon, hoe schoon!
Zijn moeder zei: Doe toch gewoon,
kijk naar beneden naar de grond,
dat is normaal, dat is gezond,
kijk naar beneden, zoals ik.
Een dichter – Annie M.G. Schmidt
Piet Pluimers wou het liefste verzen schrijven
over wat late rozen in de zon.
Hij was een dichter en hij wou het blijven.
Hij schreef sonnetten toen hij pas begon.
De snob – Annie M.G. Schmidt
Ik dank de hemel voor het woord niveau
want met dat woord kan ik me distantiëren.
Ik kan mij niet … dat is nu eenmaal zo …
met Jan en Piet en Klaas gaan occuperen,
Zondag – Annie M.G. Schmidt
Geen plaats ter wereld is zo godverlaten
en zo fatsoenlijk als het Scheldeplein,
bij avond als het regent en de straten
langer en glimmender en leger zijn.
Literatuur – Annie M.G. Schmidt
Toen ik verloofd was met René
die zoveel hield van Hemingway,
las ik het werk van Hemingway
omdat dat werk me zoveel dee.
Maar toen het uit was tussen ons,
toen kreeg ook Hemingway de bons.
Leeszaal – Annie M.G. Schmidt
Ik ben een God in ‘t diepst van mijn gedachten,
maar in de bibliotheek een volontair
die hunk’rend op een baantje zit te wachten
en boeken uitleent met een zeker air.
Op een mooie pinksterdag – Annie M.G. Schmidt
Op een mooie Pinksterdag,
als het even kon
liep ik met mijn dochter aan het handje in het parrekie te
kuieren in de zon,
gingen madeliefjes plukken,
eendjes voeren,
eindeloos.
‘Kijk nou toch, je jurk wordt nat,
je handjes vuil,
en pappa boos.’