Hoe klapt de laatste rode roos.
Hoe weent de gaffel bitter.
De laatste herders hoeden doos,
En hijgend gast de fitter
Het alvlees kliert, het schild kliert mee.
Het kleine smal deelt vier door twee.
De ree kent ook haar wel en wee
En dit zij haar vergeven.
Want, duizend schoon de zweze rikt,
De ooie vaart waar medem blikt,
En zo vervliet het leven.
Daan Zonderland
Weemoed – Daan Zonderland
O weemoed waaraan Waspik lijdt,
Westhem, Westhoek en Waterscheid,
Weemoed van Woensel, Windeweer,
Van Wilsum, Wouw en Westermeer,
Van Wapenveld en Wemeldinge,
Van Wedde, Weel en Wageningen.
Minneliedje – Daan Zonderland
Gij waart de lust van mijn leven,
O vrouw die ik niet meer bemin.
Ik heb u alles gegeven
En koos u tot mijn vorstin
Zenuwsoep – Daan Zonderland
Ik werkte naarstig bij ’t fornuis
En kookte consommé
Daar had ik knikkers in gedaan
En zeven lepels thee.