Je nam beleefd je hoed af voor dat vreugde-
Vuurtje. De hele nacht door was het lente.
Het brandde, brandde tot je niet meer deugde.
De mensen! Hun gezicht! En hun pigmenten!
Je voelde je na afloop vreeslijk moe.
Je had heel lang gewacht op zo’n verzetje.
Toen: met je invitatie er naar toe,
Gemaskerd, vermomd als gotiese letter.
Je groette de vrouw die de scepter zwaaide:
Daar keek ik van op! Als vanzelf mijn dank!
En zei, toen iemand met vocht je te paaien
Trachtte: Ik drink al. Val me niet in de drank.
—
Meer over Gerrit Komrij
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.