Terugblik op jeugd
Zoon is het derde deel in de zesdelige cyclus Mijn strijd van Karl Ove Knausgård. In het eerste deel van deze cyclus, Vader, blikt hij vooral terug op zijn herinneringen aan zijn onberekenbare en tirannieke vader. Die is dan net overleden. Het beeld dat daarvan bleef hangen is dat de jonge Karl Ove vooral slachtoffer is geweest. Na lezing van Zoon is dat een stuk genuanceerder. Hij roept ook wel een en ander over zichzelf af.
De verteller blikt terug op de eerste pakweg dertien jaar van zijn leven, min of meer chronologisch. Zijn moeder is een zachte vrouw die het goed bedoelt met de opvoeding maar die geregeld de plank misslaat. Zij heeft geen flauw benul van de gevoeligheden van een jongen. Een badmuts kopen voor een jonge knul met bloemetjes erop ter gelegenheid van de eerste zwemles, hoe haal je het in je hoofd? Zij ziet er geen been in. Zijn broer Yngve is al enkele jaren ouder en is een stuk zelfverzekerder dan hij. Hij krijgt minstens net zo veel klappen van hun vader maar lijkt zich er weinig van aan te trekken.
De overheersende persoon is vader, de man die onberekenbaar is, wiens stemming van het ene op het andere moment kan omslaan van min of meer aardig naar wreed. De zoons worden geslagen, oren worden omgedraaid, bij het minste of geringste dreigt huisarrest. Hij zorgt wel voor ze, hij is vaak degene die zorgt voor het eten. Verder leeft hij vooral in zijn eigen wereld.
Naar ventje
De eerste grote gebeurtenis is de verhuizing van het gezin naar Tromøya, het grootste eiland in het zuiden van Noorwegen. Hij beschrijft hoe hij opgroeit, zijn schooltijd, zijn vriendschappen en zijn eerste kalverliefdes. Het geeft een goed beeld van hoe het leven van een kind in Noorwegen eruitziet. Het geeft ook een goed beeld van de jonge Karl Ove. En daarin spaart de schrijver zichzelf bepaald niet.
Hij is een naar ventje. Een jankerd die bij de geringste aanleiding in huilen uitbarst. Een betweter die altijd maar moet laten zien hoe goed hij wel niet is en hoeveel hij al weet. Dat je daarmee, zeker als jonge knaap, bepaald geen vrienden maakt ontgaat hem. Zoals hij ook geen idee heeft dat het gevaarlijk zou kunnen zijn als je vanaf een viaduct stenen naar auto’s gooit; en dan nog verontwaardigd is als hij vervolgens vreselijk op zijn donder krijgt. Hij wordt steeds eenzamer door zijn ongewone gedrag. Zijn vriendjes mijden hem; het wordt hem pas een beetje duidelijk als hem door een klasgenoot onverbloemd duidelijk wordt gemaakt dat niemand hem aardig vindt.
Hij is sociaal erg onhandig. Vriendschappen zijn vluchtig. De eerste kalverliefdes zijn al snel weer over. Hij heeft geen idee hoe zich te gedragen. Een tongzoen van een kwartier, met het horloge in de hand, met als enige doel het record van een vriendje te overtreffen is niet de manier om een meisjeshart te winnen. En dan nog verbaasd zijn ook als de jongedame in kwestie het gelijk uitmaakt.
Dicht bij de waarheid?
Als je er zo op terugkijkt lijkt het alsof in Zoon alleen maar ellende wordt beschreven. Dat is een beetje vertekend. De jeugdjaren zijn niet zo heel bijzonder en zijn in veel opzichten herkenbaar. Het is vooral de subjectieve manier waarop je een en ander beleeft door de ogen van een betweterig, zeikerig mannetje, een huilebalk die afwisselend gevoelens van mededogen en afkeer oproept.
In hoeverre de herinneringen betrouwbaar zijn is een vraag die er niet erg toe doet. Waar ik na lezing van dit boek het meest benieuwd naar ben is of Knausgård bewust dat beeld van zichzelf als kind heeft gecreëerd, en daarbij misschien wat heeft overdreven, of dat hij de “waarheid” zo dicht mogelijk heeft willen benaderen.
Hoewel Zoon iets minder sterk is dan de voorafgaande delen is het alleszins de moeite waard en een onmisbaar deel in het levensverhaal van deze zeer interessante auteur.
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.