Met dat hoofd gebeurt nog eens wat.
Het gelaat ligt me al te plat
op de vette hersenkast.
Er gebeurt vast wat.
O, als ooit dit peinskistje splijt
als een vrij eetbare brei
verschijnt dan dit brein van mij
en bevlekt met gedachten de grond
maar de dood verzegelt mijn mond,
en minder dood dan wel veilig
sterft het schijnheilig.
Door de dood word ik graag overmand.
Ik vrees meer mijn gezond verstand.
Ik vrees dat leger van spinnen –
– de zenuwcellen daarbinnen.
Dat vreselijk web vol webben
kan ik eigenlijk niet goed hebben.
Wat zou er b.v. gebeuren
als twee draadjes zouden scheuren
en contact maken met elkaar
onzichtbaar, diep onder mijn haar,
terwijl ik uitwendig zo
maar in een winkel bezig ben
groenten en vlees te ko-
pen…
Er knetteren geen vlammen en vonken.
Iemand zegt: is hij dronken?
Opeens zit ik voor ons huis op de stoep
met zes duizend blikken soep.
En zegt mijn tedere vrouw:
lieverd, wat doe je nou?
Dan zeg ik: nu gaan we eten,
o nee, ik ben de soep vergeten.
Gebeurt het onder het dichten,
wie purp publiek dan inlichten
dat dit geen genialiteit
maar een purpje los is, of kwi
jt? Een draadje dat stroom opslurpt
van murp gedachtengurpt.
En kurpsluiting leidt tot brurp –
Brarp! Hurp! Hurp!
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.