Walvissen waren al heel vroeg mijn vrienden;
’t was net alsof ze echt glimlachen konden,
ironisch haast, alsof ze ’t best goed vonden
dat ‘k op hun rug de wereldzeeën doorkliefde.
Maar dat ’t natuurlijk wel een gunst van ze was,
En dat ik mij verder heel sjakies houden moest,
Anders zorgde één zwieper van hun staart
Voor een hoogst onverkwikkelijk zeemansgraf.
‘k Heb altijd ‘t grootst ontzag voor ze behouden,
veel lief en nog meer leed met ze gedeeld:
‘k buitelde met ze door de Behringzee,
Maar lag ook uitgeflenst naast ze op ’t dek.
Ze schijnen ieder jaar zeldzamer te worden.
‘k Hoop niet dat ik de laatste overleef.
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.