Hij wist slechts van de dood wat allen weten:
dat hij ons neemt en ruw verstommen doet.
En toch, toen zij, niet van hem weggereten,
nee, zachtjes uit zijn ogen weggevloeid,
naar onbekende schimmen was vergleden;
en toen hij dacht hoe zij haar meisjeslach
bezaten, als een maan, en zelfs beneden
ervoer hoe zij hen daar van troost voorzag: –
toen werden hem de doden zo bekend
als was hij dankzij haar met elk van hen
verbroederd. Wat de anderen ook zeiden,
hij liet ze maar; lag niet aan gene zijde
het welgelegen land, het eeuwig zoete?
Hij tastte al de weg af voor haar voeten.
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.