De storm loeit door de holle bouwval — gierend
Beukt hij en brokt, met vuisten reuzesterk…
En golft door ‘t riet in ‘t water, dat hij, tierend,
Opzwalpt en neerklotst met zijn stalen vlerk;
Dan, woester woede nog de toomen vierend,
Schiet hij de zwarte wolken in van ‘t zwerk,
En wringt ze saam, ze met zich mede-slierend
Langs ‘t aangezicht der maan, waar ‘t vale merk
Der angst op ijst. — En, wen die storm-omnachte
Bleek in ‘t omrotste meer blikt, deint haar ‘t hoofd
Strak aan, dat stille Dood wenkte uit het leven…
Zo stormt het door mijn borst, waar de gedachte,
Spokend met stenen blik, de liefde dooft,
Die ik gestorven in mijn ziel voel zweven.
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.