Waarom is er geen club van slapelozen?
Men is zo eenzaam als men wakker ligt.
Kijk, aan het voeteneind zit mijn neurose
en ziet mij aan met een bedroefd gezicht.
Ik heb ’s nachts altijd zoveel te betalen!
Veel meer dan overdag. En ik ben bang
voor oorlog en voor ziektes en voor kwalen;
ik tel de friemeltjes op het behang,
en ga vergeefs in mijn bewustzijn dreggen
of ik daar iets plezierigs vinden kan.
Zou ’t helpen als ik verzen op ging zeggen?
Van Willem Kloos? Vooruit, daar gaat ie dan:
‘Ik ween om bloemen, in de knop gebroken
en vóór den uchtend van haar rom tom tom…
Ik ween om… dingen… die niet zijn ontloken,’
en verder? Toe, waar weende Willem om?
Op dit uur kan men zich tot niemand wenden.
de telefoon slaapt, leunend aan de muur,
de boeken slapen, moe van hun ellende
en alle mensen slapen op dit uur,
en alle kindertjes, in hun pyjama’s
en alle vogeltjes in het plantsoen,
de zeehonden in Artis en de lama’s
ze slapen, er is niets met ze te doen.
De uilen slapen niet, heb ik gelezen,
maar hoe krijg ik een uil in dit vertrek?
En ook dan nóg, al zou d’r eentje wezen,
hebben we dan wel stof voor een gesprek?
Wat ben ik wakker, o, wat ben ik wakker!
‘En om mijn herte dat niet werd verstaan’…
Hè hè, dat was het! Kloos was ook een stakker.
Is het nou nog geen tijd om op te staan?
Ontdek meer van JKleest
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.